
De oude Romeinen zagen fruit, linzen en zelfs basilicum als gevaarlijk of giftig voedsel. Hun redenatie is vandaag de dag verrassend te noemen. In de loop der eeuwen is onze kijk op gezonde voeding minstens zo vaak veranderd als onze keukens. Waar een salade met vers fruit, groenten en kruiden nu als hét summum van gezonde voeding wordt gezien — zou u er in het oude Rome of Griekenland eerder argwaan mee hebben opgewekt.
Artsen in die tijd applaudisseerden niet voor ons menu. Sterker nog: veel oude medici beschouwden fruit en specifieke groenten als serieuze bedreigingen voor uw gezondheid. Hoe kan het dat perziken, linzen of zelfs basilicum – ingrediënten die we anno 2025 amper kunnen wegdenken van onze eettafel – destijds werden gewantrouwd, soms zelfs gevreesd? Daarvoor duiken we in het medische denken van toen, dat wezenlijk anders was dan het uwe (en het mijne, trouwens).
Voor artsen uit de Oudheid draaide het niet om calorieën, vitamines of vezels, maar om de fysieke invloed die voedsel uitoefende op lichaam en geest: was het warm, koud, droog of vochtig? Deze indeling, die voortkomt uit de bekende humorenleer, vormde de basis van de Grieks-Romeinse geneeskunde.
Fruit: gevaarlijke ‘rotbommetjes’ van binnenuit
Fruit hoorde tot het meest verdachte voedsel. Vooral zachte, sappige of snel rijpende soorten kregen het flink te verduren. De gedachtegang laat zich raden: een vrucht die buiten de kiem in mum van tijd bederft, zal dat ook doen in uw buik.
Wie perziken of vijgen at, liep volgens toenmalige medici het risico dat het spijsverteringskanaal langzaam vol rottingsgassen zou komen te zitten — met koorts of langdurige ziekte tot gevolg. Let wel, dit was geen dorpsroddel. Autoriteiten als Galenus raadden aan fruit extra voorzichtig te behandelen, vooral als het warm was of na baden en inspanning. Een rijpe perzik na de sauna? In hun optiek bijna suïcidaal: het koelde de maag te sterk af, bracht de ‘humoren’ uit balans en – tsja – u moest de gevolgen maar afwachten.
Basilicum: kruid met een venijnige reputatie
Basilicum is nu niet weg te denken uit de Italiaanse keuken. Pizza Margherita zonder basilicum of verse pesto uit de supermarkt? In Nederland zou dat voelen als appeltaart zonder kaneel. Toch stond basilicum in de Oudheid berucht als een plant die ziektes en de waanzin zelf kon oproepen. Diverse schrijvers vreesden dat het drogen van basilicum in de zon zelfs dodelijke schorpioenen of andere ongedierte kon voortbrengen.
Deze angst kwam voort uit de ‘theorie van bederf’ — planten die bij rotting scherpe geuren afgaven, golden als verdacht. Riekte een plant, dan waren haar kwaliteiten intern instabiel of gevaarlijk. Zo werden zelfs symptomen bij mensen, zoals veranderende adem of huid, gelinkt aan de zichtbare gedaanteveranderingen van eten in het milieu. Als zo’n blaadje basilicum monsters kon scheppen, wie weet wat het binnenin kon veroorzaken?
Linzen: eenvoudig, maar verdacht
Peulvruchten hadden in het oude dieet een merkwaardige status. In kleine porties mocht het. Maar wie te veel linzen, kikkererwten of bonen at – zoals sommige Griekse filosofen die zwoeren bij ‘een sobere levensstijl’ – werd gewaarschuwd voor serieuze risico’s.
Men geloofde dat peulvruchten, met name linzen, grote disharmonie in het lijf konden veroorzaken. Volgens de humorenleer stimuleerden ze de aanmaak van ‘zwarte gal’, geassocieerd met melancholie, zwaarmoedigheid en een trager werkende geest. Als u weleens linzensoep eet, weet u dat de darmen daar inderdaad op reageren – in Romeinse ogen hét bewijs dat het voedsel innerlijke corruptie uitlokte.
Logisch binnen hun eigen wereldbeeld
Natuurlijk, met kennis van nu klinkt dit allemaal absurd. Maar in een tijdperk zonder koelkasten, paracetamol of kennis over microben lag het minder raar dan u misschien denkt. Als eten snel bederft, is het logisch om aan te nemen dat het ook uw lijf kan aantasten. Gasvorming, misselijkheid of koorts direct na de maaltijd? Niet zomaar een bijeffect — maar een gevaarlijk signaal.
Bovendien was het dieet geen puur medisch, maar ook moreel of filosofisch thema. Overdadig fruit eten werd gezien als een teken van zwakte of gebrek aan zelfdiscipline. In veel filosofenscholen was de voorkeur voor eenvoudig, droog en zo natuurlijk mogelijk eten zelfs een deugd. Iemand die zich niet kon beheersen bij een meloen of bonensoep? Die had misschien een zwakke geest én een zwakke maag.
Dit idee van voeding als spiegel van karakter bleef populair tot ver na de middeleeuwen – en leeft stiekem door in moderne trends rond detoxen of zogenaamd ‘zielzuiverende’ diëten.
Wat leren we van deze kijk?
De waarschuwingen van Romeinse artsen zijn anno 2025 wetenschappelijk allang achterhaald. Toch is het fascinerend hoe sterk cultuur en tijdsgeest bepalen wat wij als goed of slecht voor het lichaam zien. Het herinnert ons eraan: “natuurlijk” of “gezond” zijn fluctuerende begrippen.
Opvallend: veel voedingsmiddelen die in de Oudheid werden gewaarschuwd – sappig fruit, verse kruiden en bonen – zijn nu juist het fundament van het moderne gezonde dieet. Misschien lachen mensen over duizend jaar even hard om onze eetgewoonten. Hoe dan ook – de geschiedenis van eten blijft altijd vol verrassingen.